Iam fracta mea compede uxoria,
Of te wel “nu breekt mijn klomp”, in het latijn. Kijk zo moeilijk is dat niet. Wat wel moeilijk is, is mensen laten geloven dat je een fantastische toespraak houd, die weliswaar niemand begrijpt, maar och het AD is altijd bereid een paar pagina’s te besteden aan het duiden van een overwinningstoespraak. Ik ben het met Wouter eens (tot vervelens toe): Wij blijven uitgaan van onze eigen kracht en zijn altijd bereid aan een ieder die het maar wil horen, en ook aan anderen, uit te leggen hoe wij denken dat het zou kunnen cq hoe het nog beter kan.
Door de verkiezingsuitslag zijn we het misschien alweer vergeten, maar het kabinet kwam in één keer tot inzicht dat het bedrijfsleven ook wel wat kon gaan betalen met betrekking tot de CO2 uitstoot en dat de energienota voor de gewone inwoner inderdaad wel wat minder kon. Ja toen dacht ik inderdaad “Iam fracta mea compede uxoria”, zeker omdat er steeds was volgehouden dat het allemaal niet kon of niet nodig was. Er was met betrekking tot het klimaat veel aan de hand, maar vooral de inwoner moest voor de kosten opdragen.
Echter, anderen vonden die klimaatmaatregelen maar onzin. Zij wezen erop dat Nederland zo klein is dat wat wij ook doen het geen zoden aan de dijk zou zetten. Kijk als iedereen er zo overdenkt gebeurt er dus niets. Ook opvallend: Als het om het klimaat gaat vinden we het blijkbaar helemaal niet erg dat we klein zijn. Het gevoel van we zijn wel klein, maar onze daden zijn groot is, er dan even niet. Blijkbaar is er dus sprake van een soort nieuwe tweedeling. We zijn voor maatregelen en het mag wat kosten, of we zijn tegen maatregelen want het haalt toch niets uit. Juist hier doen we niet in mee, wij willen maatregelen en ze mogen inderdaad wat kosten, maar we gaan wel precies kijken wie wat betaald en wat het oplevert.
Ook in Nissewaard hebben we in ons collegeprogramma scherpe ambities geformuleerd en gaan we ook voor gasvrij, maar gelijktijdig hebben we aangegeven dat we ook de nieuwe ontwikkelingen scherp in de gaten willen houden en maatregelen iedere keer afzetten tegen de voortgang van de technische ontwikkelingen. Natuurlijk zijn we voor het hergebruik van restwarmte, maar wat nu als de industrie minder restwarmte overhoud, omdat ze zelf efficiënter met het productieproces omgaan? Wat kunnen we met waterstof en hoeveel energie is er nodig om het te produceren of kan dat wellicht ook met minder in de toekomst. De hele transitie kent nog heel veel vragen en nog meer antwoorden.
Antwoorden die ongetwijfeld mij nog wel eens zal doen verzuchten “nu breekt mijn klomp”.
Geert de Vries