In gesprek met Tweede Kamerlid Otwin van Dijk
Vrijdagmiddag 17 juni kwam Tweede Kamerlid Otwin van Dijk op uitnodiging van zijn partijgenoten van het PvdA-netwerk Voorne-Putten naar Spijkenisse. Het geduld van de aanwezigen werd wel op de proef gesteld, want Otwin heeft op weg naar Spijkenisse lang in de file moeten staan. Bij binnenkomst grapte hij dat hij wellicht beter over de bereikbaarheid van Voorne-Putten kon komen praten. Als eerste informeerde hij naar de ervaringen in de gemeenten met de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Echte rampen hebben zich niet voorgedaan, maar er heerst nog veel onduidelijkheid en veel moet nog nader worden uitgewerkt.
Otwin heeft zich als Tweede Kamerlid ten doel gesteld om mensen met een beperking volwaardig te laten meedraaien in de samenleving en maatwerk in de zorg in te voeren. Als gevolg van een dwarslaesie is hij vanaf zijn 18e geluisterd aan een rolstoel. Hij heeft dus aan de lijve kunnen ervaren wat uitsluiting en onwrikbare regels in de zorg betekenen. Zo heeft hij lang bezwaarprocedures moeten voeren om gedaan te krijgen dat hij een goedkopere sportrolstoel kon krijgen die beter bij hem paste dan waar hij recht op had: een elektrische rolstoel met daarnaast een gewone rolstoel voor vervoer in een personenauto. “Mensen met een beperking weten het beste wat bij hen past en de meesten overvragen niet. Diegene die dat wel doen, moeten we gewoon een tik op de neus geven”. .
Door de ondertekening van het VN-verdrag voor rechten van mensen met een beperking wordt ook voor Nederland toegankelijkheid de norm. Otwin adviseert ook op gemeentelijk niveau hier goed naar te kijken. Meestal zijn de gemeentelijke websites niet toegankelijk voor blinden en slechtzienden. Toch zijn de inwoners voor de gemeentelijke dienstverlening vaak hierop aangewezen. Voor wat betreft de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning wijst hij erop dat zorgvragers recht hebben op hulp van een ervaringsdeskundige bij het aangaan van het zogeheten keukentafelgesprek voor de indicatie van hun zorgbehoefte. Zelf is hij voorstander om de wijkverpleegkundigen hierbij een belangrijke rol toe te bedelen. De aanbesteding van de zorg via veilingen leidt vaak tot een ratrace naar het laagste tarief. Om dit tegen te gaan zouden zorgcoöperaties kunnen worden gevormd van zorggebruikers en zorgverleners. Door de zorg per buurt/wijk in te richten kan voorkomen worden dat verzorgers van verschillende instellingen in dezelfde buurt/wijk opereren, waardoor kennis over de zorgbehoefte versnippert.
Otwin waarschuwt voor het onnodig splitsen van voorzieningen voor aparte doelgroepen. Vaak rijden op het platteland verschillende busjes voor speciaal vervoer achter een praktisch lege lijndienstbus. De inwoners zijn gebaat bij een goede, regelmatige busverbinding. Je kunt dus beter zoveel mogelijk proberen om dit vervoer te combineren.
Nu Otwin zijn doel in de Tweede Kamer met de rechten voor mensen met een beperking en de maatwerk in de zorg heeft bereikt, gaat hij terug naar het lokaal bestuur waar hij vandaan komt en waar ook zijn hart ligt. Voordat hij Tweede-Kamerlid werd, was hij wethouder in Doetinchem. Binnenkort wordt hij geïnstalleerd als burgemeester van Oude IJsselstreek, een buurgemeente van Doetinchem. Daar wacht op hem geen gespreid bedje; de gemeenteraad heeft flink met elkaar overhoop gelegen. Toch begint hij met frisse moed. Als voorvechter voor de rechten van mensen met een beperking zal hij gelukkig niet uit beeld raken. Hij heeft afgesproken dat hij één dag in de week zich hiervoor vrij kan maken.